-
1 put down
neerzetten, neerleggen; noteren, opschrijven; landen (v. vliegtuig); onderdrukken (opstand); (dier) uit zijn lijden helpen; afzetten (passagiers); kleinerenput down, 〈in betekenis II 5 ook〉 put awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 put someone down as/for • iemand houden voor/beschouwen alsput a boy down for Eton • een jongen laten inschrijven voor Etonput someone down for £2 • iemand noteren voor £2 〈 bij collecte〉put it down to my account • zet het maar op mijn rekening -
2 put something down to ignorance
put something down to ignorance -
3 set down
neerzetten; naar beneden halen; noterenset down♦voorbeelden:set something down to • iets toeschrijven aan -
4 set something down to
set something down to -
5 owe
v. schuldig zijn (geld), een schuld hebben[ oo]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schuldig zijn ⇒ verplicht/verschuldigd zijn♦voorbeelden:owe it to oneself to do something • aan zichzelf verplicht zijn iets te doenowe something to someone • iemand iets schuldig zijn -
6 supposer
supposer [suupoozee]〈 werkwoord〉1 (veronder)stellen ⇒ vermoeden, aannemen3 vermoeden ⇒ toedichten, toeschrijven♦voorbeelden:1 il est à supposer que • het is aan te nemen dat, vermoedelijkv1) veronderstellen, aannemen2) inhouden, impliceren3) vermoeden -
7 prêter
prêter [prettee]1 aanleiding geven (tot) ⇒ reden geven (tot), stof opleveren (voor)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verschaffen ⇒ geven, verlenen, schenken♦voorbeelden:1 prêter son aide, son appui à qn. • iemand hulp, steun verlenenprêter le flanc à la critique • zich blootstellen aan kritiekprêter la main, les mains à qn. • iemand een handje helpenprêter l'oreille • luisteren, het oor lenenprêter serment • een eed afleggenprêter à la petite semaine • geld lenen tegen woekerrente op korte termijn→ richev2) rekken [stof]3) (uit)lenen4) geven, verlenen5) toeschrijven -
8 accredit
v. toeschrijven, toekennen; accrediteren; v. geloofsbrieven voorzien[ əkreddit]1 accrediteren ⇒ krediet verschaffen aan; erkennen♦voorbeelden: -
9 attribuer
attribuer [aatriebuu.ee]1 toekennen ⇒ toewijzen, verlenen♦voorbeelden:1 zich toe-eigenen ⇒ zich aanmatigen, zich toeschrijven♦voorbeelden:1. v1) toekennen, toewijzen2) toeschrijven, wijten2. s'attribuerv -
10 date
n. datum; interview; dadel--------v. datum; uitgaan metdate1[ deet]1 dadel2 〈 verkorting〉[date palm]♦voorbeelden:it's a date • afgesproken→ blind blind/♦voorbeelden:1 of (an) early/(a) late date • uit een vroege/late periodeto date • tot op hedenup to date • bij (de tijd), modern, geavanceerd; volledig bijgewerktbring up to date • bijwerken, moderniseren————————date21 verouderen ⇒ uit de tijd raken/zijn2 dateren♦voorbeelden:2 date back to • stammen/dateren uitdate from • stammen/dateren uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dateren ⇒ de datum/ouderdom vaststellen van4 omgaan/uitgaan met ⇒ afspraakjes hebben met, vrijen met♦voorbeelden:date something to a certain period • iets aan een bepaald tijdvak/tijdperk toeschrijven3 that dates me, doesn't it! • nu weet je meteen hoe oud ik ben!the model of the car dates it at about 1900 • gezien het model dateert de auto van rond 1900 -
11 приписывать
v1) gener. wijten (aan), toedenken (кому-л. что-либо), toerekenen, (iem., iets) aanwrijven, bijschrijven, toedichten (кому-л., что-л.), toekennen, toeschrijven2) liter. aanrekenen -
12 date something to a certain period
date something to a certain periodiets aan een bepaald tijdvak/tijdperk toeschrijvenEnglish-Dutch dictionary > date something to a certain period
-
13 accuser
accuser [aakuuzee]♦voorbeelden:→ coupaccuser réception • ontvangst berichten1 〈+ de〉zichzelf, elkaar beschuldigen (van), de schuld geven (van)♦voorbeelden:→ excuser1. v2) aanklagen [juridisch]3) doen uitkomen, benadrukken2. s'accuservzichzelf/elkaar beschuldigen (van) -
14 zurückführen
zurückführen1 terugleiden, -lopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 terug(ge)leiden, terugbrengen ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 wijten, toeschrijven♦voorbeelden:etwas auf das rechte Maß zurückführen • iets tot zijn juiste proporties terugbrengen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский